Kruiden bondgenoten: hoe kies je de juiste planten om mee te werken

Kruiden bondgenoten: hoe kies je de juiste planten om mee te werken foto

Kruiden zijn waardevolle bondgenoten, dat staat buiten kijf. Er zijn echter ontzettend veel geneeskrachtige en magische planten. Het is onmogelijk om ze allemaal te leren kennen. Hoe kies je de juiste planten om mee te werken?

Planten zijn als vrienden

Allereerst wil ik kwijt dat het niet alleen onmogelijk is om alle planten te leren kennen, het is ook onwenselijk. Vergelijk het met vriendschap. Natuurlijk zijn er honderden, duizenden, miljoenen leuke mensen die je kunt leren kennen. Maar toch is je groep vrienden beperkt. Er is zitten namelijk maar 24 uur in je dag en iemand echt goed leren kennen kost tijd. En dan heb ik het nog niet over ons fysieke onvermogen om meer dan 150 betekenisvolle sociale relaties te onderhouden. Om echte, hechte vriendschap op te bouwen is het belangrijk om iemand echt goed te kennen. We vinden het daarom niet vreemd dat we geen 100 goede vrienden hebben.

Met planten is het niet anders. Om een plant echt goed te leren kennen moet je veel tijd investeren. Leren, uitproberen, herhalen, uitbreiden, keer op keer weer. Het is daarom heel normaal dat de meeste herboristen met hooguit 20 à 30 planten werken. Om die planten tot bruikbare bondgenoten te maken, hebben ze hen jarenlang bestudeerd. Dat aantal is ruim voldoende om de meeste indicaties te kunnen behandelen. Als er dan een keer iets bijzonders aan de hand is, kun je altijd op zoek naar een plant die je nog niet kende. Net zoals je soms andere vrienden nodig blijkt te hebben.

Het kiezen van jouw planten

Hoe kies je die planten? Hoe weet je welke kruiden bij jou passen? Ik kan je daar geen standaard antwoord op geven omdat we allemaal anders in elkaar steken. Maar ik kan je wel vertellen hoe dat bij mij werkt. ‘Mijn’ planten zijn op organische wijze in mijn leven gekomen. Er was een kwestie waar ik iets aan wilde doen en daar zocht ik dan de plant bij. Toen ik jong was, vond ik de plant vaak in mijn directe omgeving en werd ik er op gewezen door de mensen om me heen. Hoe ouder ik werd, hoe meer ik ging experimenteren met onbekendere planten.

Die experimenten komen voort uit dingen waar ik tegenaan loop en wel een kruidenbondgenoot voor kan gebruiken. Denk aan een aandoening of een magisch doel. Bij het zoeken naar zo’n bondgenoot let ik altijd op een aantal dingen. Welke planten die in mijn deel van de wereld groeien kan ik hiervoor gebruiken? Het gebeurt weinig dat ik een uitheemse plant gebruik, maar ik sluit het nooit uit. Als de beste kandidaat voor mijn doel uitheems is, dan ga ik niet eigenwijs doen. Maar bij gelijke geschiktheid, kies ik lokaal.

Een volgende vraag is bijvoorbeeld welke van deze planten ik zelf kan laten groeien. Indien nodig, koop ik mijn kruiden bij een betrouwbare leverancier, maar het liefst verbouw ik ze zelf. Dan is er nog de vraag welke van die planten handige bijkomende kenmerken hebben. Denk hierbij aan andere indicaties waarvoor ik ze kan gebruiken of bijvoorbeeld eetbaarheid. En misschien wel het allerbelangrijkste criterium: welke spreekt mij intuïtief aan? Zo kom ik uiteindelijk bij een plant uit waar ik vervolgens mee aan de slag ga.

Planten komen vaak naar mij toe

Soms komen planten naar mij toe. De toorts, Verbascum, is er zo één. Die verschijnt spontaan op zo’n beetje elke plaats waar ik ga wonen.  De karmozijnbes, Phytolacca, idem dito. Beide zijn luchtwegplanten en dat is niet toevallig. Als planten mij op deze manier aangereikt worden, zal ik me er zeker in verdiepen. Andere planten komen op een andere manier elke keer weer terug. Zo heb ik altijd al een sterke band gehad met de roos, zowel de wilde als gecultiveerde soorten. Ze staan in de tuinen van huizen waar ik ga wonen, ik droom ervan, soms raak ik er zelfs in verstrikt. En ik gebruik ze in mijn praktijk.

Kortom, als planten me op een of andere manier opvallen doe ik er iets mee. Op die manier heb ik door de decennia heen al vele plantaardige vrienden gemaakt. Maar – ondanks dat ik ondertussen met veel meer dan 30 planten heb mogen werken – er is wel een rangorde. Sommigen zijn hartsvrienden geworden, andere blijven meer kennissen. Dat is niet erg. Het is zelfs zo dat ik heel veel planten niet eens kan benoemen. Dat verbaast veel mensen.

Durf ook planten niet te kennen

Men schijnt te denken dat ik als herborist toch wel het overgrote deel van de planten bij naam moet kunnen noemen. Daar ben ik het absoluut niet mee eens. Sterker nog, dat wil ik niet eens. Ik vind het heerlijk om buiten te lopen en gewoon ergens naar te kunnen kijken zonder dat de naam in m’n gedachten opkomt, gevolgd door allerlei dingen die je ermee kunt doen.

Zoals Shakespeare al zei, ‘What’s in a name? That which we call a rose, by any other word would smell as sweet.’ Ik denk dat dingen soms zelfs mooier kunnen zijn, juist omdat je de naam niet kent. Het zorgt in ieder geval dat je er, ongehinderd door enige kennis, van kunt genieten.

Je hoeft je dus niet bezwaard te voelen als je, na het lezen van een lijvig kruidenboek, niet alle planten kunt toepassen. Het is beter je elke keer te verdiepen in 1 plant tegelijk en dat je die plant hebt gekozen omdat je haar kwaliteiten nodig hebt. Het plantenvademecum is daar een goede uitvalsbasis voor. Zo breidt je jouw netwerk geleidelijk uit, plant voor plant. Het resultaat zal een diepere, op ervaring gestoelde kennis zijn, die je altijd van pas zal blijven komen.